Tips 2017 voor ondernemers en rechtspersonen
22 december 2016
  1. Laat zien dat u bezig bent met een modelovereenkomst

Het zal u niet ontgaan zijn dat vanaf 1 mei 2016 de VAR niet meer geldig is. Vanaf die datum kunt u alleen nog zekerheid krijgen over de loonheffingen als u werkt met en volgens een door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst. Als u op dit moment nog niet een dergelijke modelovereenkomst heeft afgesloten, hoeft u niet in paniek te raken. Er geldt namelijk een overgangsperiode die in ieder geval loopt tot 1 januari 2018. Gedurende deze periode krijgt u de tijd om uw werkwijze aan te passen. U hoeft dus nu nog niet klaar te zijn. U moet echter wel kunnen laten zien dat u zich inspant om te komen tot een juiste overeenkomst en werkwijze.

Tip:

Er is veel te doen rondom  de modelovereenkomsten. De overgangsperiode zou oorspronkelijk eindigen per 1 mei 2017 maar is onlangs daarom verlengd tot in ieder geval 1 januari 2018. In de tussentijd wordt gewerkt aan het oplossen van de knelpunten. Zijn belangrijke knelpunten halverwege volgend jaar nog niet opgelost, dan wordt de overgangsperiode mogelijk nog langer verlengd.

  1. Werk volgens de modelovereenkomst

Maakt u gebruik van een modelovereenkomst, dan heeft u, na afloop van de overgangsperiode, alleen vrijwaring als ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Wordt in de praktijk afwijkend gewerkt, dan vervalt de vrijwaring en kan de Belastingdienst straks alsnog op dat moment beoordelen of wel of niet sprake is van een dienstbetrekking. Zorg daarom dat de modelovereenkomst waarmee u werkt in overeenstemming is met uw individuele omstandigheden en werkwijze.

Let op!

De Staatssecretaris heeft aangegeven dat alleen bij evident kwaadwillenden of evidente afwijkingen een boete zal worden opgelegd en zal worden nageheven. In alle overige situaties krijgen partijen zonder boete of naheffing de mogelijkheid om hun werkwijze aan te passen of hun overeenkomst zo te wijzigen dat die wel overeenkomst met de manier van werken.

U heeft tot 1 januari 2018 de tijd om uw werkwijze aan te passen en uw modelovereenkomsten voor te leggen aan de Belastingdienst. Tot die tijd zal de Belastingdienst alleen boetes of naheffingen opleggen als sprake is van kwaadwillendheid. Het uitgangspunt van de Belastingdienst is echter dat alle partijen als goedwillend worden beschouwd. Kwaadwillend is alleen de opdrachtgever of opdrachtnemer die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat hij weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking.

Tip:

De algemene modelovereenkomsten op de website van de Belastingdienst krijgen een bijsluiter om duidelijk te maken in welke gevallen ze kunnen worden toegepast. Past uw situatie niet hierin dan kunt u gebruik maken van een individuele modelovereenkomst van de website of uw eigen overeenkomst voorleggen.

  1. Beoordeel of sprake is van een dienstbetrekking

De Belastingdienst beoordeelt de modelovereenkomsten uitsluitend op de gevolgen voor de loonheffingen en werknemersverzekeringen. Deze beoordeling betreft het antwoord op de vraag of sprake is van een dienstbetrekking. Voor de aanwezigheid van een dienstbetrekking dient in ieder geval te zijn voldaan aan de drie voorwaarden persoonlijke arbeid, beloning en gezagsverhouding. Gebleken is dat opdrachtgevers en opdrachtnemers de arbeidswetgeving als knellend ervaren. Bovendien blijkt het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking niet meer aan te sluiten bij de huidige praktijk. Het kabinet gaat daarom de komende periode bekijken hoe de begrippen “gezagsverhouding” en “vrije vervanging” kunnen worden aangepast aan het huidige maatschappelijke beeld van een arbeidsverhouding.

De beoordeling of sprake is van een dienstbetrekking is niet eenvoudig te maken en is sterk afhankelijk van de feitelijke situatie. Als hulpmiddel kan gebruik worden gemaakt van het door de Belastingdienst gepubliceerde overzicht met bepalingen, die wel of juist niet tot een dienstbetrekking kunnen leiden. Daarnaast heeft de Belastingdienst haar beoordelingskaders van de modelovereenkomsten gepubliceerd.

Tip:

De Staatssecretaris gaat meer duidelijkheid geven over situaties waarin zonder twijfel geen sprake is van een dienstbetrekking. Voor die situaties is een modelovereenkomst niet nodig.

  1. Sluit fictieve dienstbetrekkingen uit

Een fictieve dienstbetrekking is een arbeidsrelatie die weliswaar geen echte dienstbetrekking vormt, maar waarvan de wet bepaalt dat deze voor de loonheffingen en werknemersverzekeringen toch als dienstbetrekking wordt aangemerkt. De fictieve dienstbetrekking vormt in veel situaties een adder(tje) onder het gras. Is namelijk geen sprake van een echte dienstbetrekking, kan onverwacht toch sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking. Tot 1 mei 2016 hoefde u zich om die fictieve dienstbetrekking niet te bekommeren omdat de VAR-wuo en de VAR-dga automatisch voor uitsluiting van de fictieve dienstbetrekking zorgden. Onder de modelovereenkomsten is dat vanaf 1 mei 2016 echter anders.

Voorbeelden van fictieve dienstbetrekkingen zijn de fictieve dienstbetrekking voor gelijkgestelden en thuiswerkers. Deze fictieve dienstbetrekkingen kunt u echter redelijk eenvoudig voorkomen door in een schriftelijke overeenkomst die u sluit met uw opdrachtnemer op te nemen dat u gezamenlijk kiest om deze fictieve dienstbetrekkingen uit te sluiten. Zorg dat u deze overeenkomst sluit voordat de betaling van de beloning plaatsvindt.

Tip:

In veel algemene en branchespecifieke modelovereenkomsten is een dergelijk uitsluiting al standaard opgenomen. Controleer of dit het geval is. Maakt u een eigen modelovereenkomst die u voorlegt? Vergeet dan niet om de uitsluiting op te nemen.

Niet alle fictieve dienstbetrekkingen kunnen zonder meer in een modelovereenkomst worden uitgesloten. Een aannemer van werk en zijn hulp staan bijvoorbeeld in beginsel tot u in fictieve dienstbetrekking. Dit kunt u straks niet uitsluiten door een algemene uitsluiting in een modelovereenkomst. Alleen als de aannemer zijn werk uitvoert in de persoonlijke of huishoudelijke sfeer of als hij kan worden aangemerkt als zelfstandig ondernemer, zal geen sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking.

Let op!

Er zijn nog meer fictieve dienstbetrekkingen. Overleg met onze adviseurs of in de verhouding met uw opdrachtnemers mogelijk sprake kan zijn van een dergelijke fictieve dienstbetrekking

  1. Meld uw knelpunten bij het meldpunt modelovereenkomsten

Ondervindt u knelpunten met betrekking tot modelovereenkomsten, dan kunt u deze melden bij het knelpunt modelovereenkomsten. Bij het knelpunt zijn nu al ongeveer 1.800 reacties binnengekomen. Uit deze reacties is onder andere op te maken dat:

  • opdrachtgevers door de afschaffing van de VAR terughoudend zijn in het inhuren van zzp-ers,
  • het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking niet aansluit bij de praktijk,
  • opdrachtgevers de arbeidswetgeving als knellend ervaren.

De Staatssecretaris heeft toegezegd alle knelpunten te inventariseren en aan te pakken.

  1. Optimaliseer uw investeringsaftrek

Als u in 2016 voor meer dan € 2.300 investeert in bedrijfsmiddelen, heeft u recht op kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Deze aftrek geldt voor investeringen tussen de € 2.300 en € 311.242. Komt u onder de drempel van € 2.300? Dan kan het een overweging zijn om nog voor het eind van het jaar een investering te doen. Dreigt u het maximum van € 311.242 te overschrijden, dan kan lijkt het raadzaam uw investeringen uit te stellen naar 2017.

Tip:

Het kan ook lonen om grote investeringen te spreiden over meerdere jaren. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek neemt namelijk af naarmate het totale investeringsbedrag groter wordt.

Voldoet u aan alle voorwaarden? Doe in de aangifte 2016 dan een beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Heeft u in het verleden ook investeringen gedaan zonder beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, dan kunt u alsnog binnen vijf jaar de Belastingdienst verzoeken om toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Let op!
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de investeringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

  1. Minder investeringsaftrek in 2017 voor energiebewuste ondernemers

Voor de milieu- en/of energiebewuste ondernemers zijn er diverse interessante fiscale investeringsfaciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) of de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (VAMIL). Toets of u in aanmerking komt voor de EIA, MIA of VAMIL.

Let op!

Voor EIA en MIA/VAMIL moet u de investering melden bij RVO.nl. Dit moet binnen drie maanden nadat u de investeringsverplichting bent aangegaan. Bent u te laat, dan komt u niet meer in aanmerking voor de aftrek!

Het minimuminvesteringsbedrag voor de EIA en de MIA/Vamil is in 2016 € 2.500 per aanmelding. Het maximuminvesteringsbedrag voor de EIA is in 2016 € 120 mln. Met de EIA kunt u 58% van de investeringskosten aftrekken van de fiscale winst.

Let op!

Het aftrekpercentage van de EIA gaat in 2017 omlaag naar 55,5% en mogelijk zelfs 55%.Voor 2018 staat nog een verdere verlaging met 0,50% gepland, maar voor 2021 weer een verhoging met  0,50% Gaat u in 2016 uw investeringsverplichting aan, dan kunt u nog profiteren van het hogere percentage van 58%. Vergeet daarbij niet binnen drie maanden na aangaan van uw investeringsverplichting de investering aan te melden bij RVO.nl.

Afhankelijk van de categorie waarin uw milieu-investering valt, kunt u met de MIA 13,5%, 27% of 36% van het investeringsbedrag in mindering brengen op de fiscale winst. Met de Vamil heeft u de mogelijkheid om 75% van de milieu-investering willekeurig af te schrijven.

Tip:

U kunt naast de EIA of de MIA/VAMIL ook gebruikmaken van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Voor toepassing van de EIA en de MIA/VAMIL moet u investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen. Tweedehands bedrijfsmiddelen komen dus niet in aanmerking. Voor de kleinschaligheids-investeringsaftrek hoeft een bedrijfsmiddel niet nieuw te zijn.

  1. Stel uw desinvestering uit tot volgend jaar

Heeft u in de afgelopen vijf jaar gebruik gemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of stoot u het bedrijfsmiddel af, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer terug moet betalen. Houd hier rekening mee.

Tip:

Heeft u in 2012 geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel en hiervoor investeringsaftrek genoten, dan loopt de desinvesteringstermijn af op 31 december 2016. Voor dit bedrijfsmiddel loont het de moeite om de desinvestering uit te stellen tot 2017. U voorkomt daarmee een desinvesteringsbijtelling.

Voor investeringen in 2011 en voorgaande jaren is de desinvesteringstermijn in 2016 al verlopen. Deze bedrijfsmiddelen kunt u ook in 2016 al desinvesteren zonder dat u te maken krijgt met een desinvesteringsbijtelling. Voor investeringen in 2013 en latere jaren verloopt de desinvesteringstermijn op zijn vroegst pas in 2018.

  1. Vorm een herinvesteringsreserve voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u een vervangingsvoornemen heeft en houdt. U kunt de herinvesteringsreserve maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht, in stand houden. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan kunt u de herinvesteringsreserve afboeken op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel.

Tip:
Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.

  1. Laat uw herinvesteringsreserve niet verlopen

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die u in 2013 gevormd heeft, moet u nog vóór 31 december 2016 benutten. Doet u dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!

Let op!
Bij bijzondere omstandigheden en onder strikte voorwaarden kunt u de herinvesteringstermijn van drie jaar met toestemming van de Belastingdienst laten verlengen.

  1. Voorkom verdamping van uw ondernemingsverlies

Beoordeel of uw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelasting uw verlies alleen verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back), of met de winsten uit de komende negen jaar (carry-forward). Uw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen in box 1 met positieve inkomsten uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

Tip:
Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.

Let op!

Heeft u in 2009, 2010 of 2011 gebruik gemaakt van de verruimde verliesverrekening, dan bedraagt uw voorwaartse verliesverrekening maximaal zes in plaats van negen jaar. Een openstaand verlies uit 2009 is dan al verloren gegaan met ingang van 2016. Een openstaand verlies uit 2010 kan dan alleen nog met een winst in 2016 verrekend worden en zal daarna verloren gaan.

  1. Vraag een voorlopige verliesverrekening aan

Heeft u in 2015 een winst behaald, maar sluit u 2016 vermoedelijk af met een verlies? Dan kunt u de Belastingdienst na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2016 verzoeken om een voorlopige verliesverrekening. De Belastingdienst zal dan alvast 80% van het vermoedelijke verlies verrekenen met de winst van 2015.

Let op!
Voorlopige verliesverrekening levert u een liquiditeitsvoordeel op, want u kunt sneller beschikken over een deel van het nog terug te verwachten belastinggeld. De voorlopige verliesverrekening wordt naderhand verrekend met de definitieve verliesverrekening.

Tip:

Heeft u in 2014 een winst behaald en heeft u 2015 met een verlies afgesloten? Vraag dan na indiening van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2015 om voorlopige verliesverrekening. Ook in dit geval zal de Belastingdienst dan alvast 80% van dit verlies uit 2015 verrekenen met de winst van 2014.

  1. Beoordeel de hoogte van uw winst

Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 20%. Of komt u in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief? Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering over 2017 naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Tip:

Wijkt uw winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente of, bij een teruggave, voorkomt u dat uw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

  1. Vraag uitstel van betaling aan

Kunt u uw belastingschulden (tijdelijk) niet op tijd voldoen? Vraag dan kort telefonisch uitstel van betaling aan de Belastingdienst. De Belastingdienst verleent maximaal vier maanden uitstel van betaling. De Belastingdienst verleent alleen kort telefonisch uitstel als:

  • uw totale openstaande belastingschuld minder dan € 20.000 bedraagt,
  • u nog geen dwangbevel heeft gekregen voor de openstaande belastingschuld,
  • in de openstaande belastingschuld geen onbetaalde vergrijpboete is begrepen,
  • u voor de openstaande belastingschuld niet eerder uitstel van betaling kreeg en
  • er geen sprake is van een aangifteverzuim, oftewel u heeft altijd tijdig aangifte gedaan.

Let op!
Een belastingschuld waarvoor u uitstel van betaling heeft in verband met een bezwaarschrift, telt niet mee voor de grens van € 20.000.

Houd er ook rekening mee dat de Belastingdienst u wel invorderingsrente in rekening brengt.

Tip:

Denkt u dat u uw openstaande belastingschulden niet binnen maximaal vier maanden kunt betalen? Vraag dan meteen schriftelijk uitstel van betaling aan voor een langere periode. De Belastingdienst verleent namelijk geen verder uitstel van betaling voor aanslagen waarvoor al eerder kort telefonisch uitstel van betaling is verleend.

  1. Teruggaaf btw oninbare vordering vanaf 2017 eenvoudiger

U kunt btw die u al heeft afgedragen maar niet (meer) van uw debiteur kunt innen, terugvragen bij de Belastingdienst. Dit terugvragen wordt vanaf volgend jaar een stuk eenvoudiger. Zo kunt u de btw in ieder geval terugvragen één jaar nadat de factuur opeisbaar is geworden als de factuur op dat moment nog niet is betaald. Bovendien is een apart schriftelijk verzoek om teruggaaf niet meer nodig. U kunt het oninbare btw-bedrag gewoon in uw reguliere aangifte opnemen.

Tip:

Staat al voor het jaar om is buiten twijfel vast dat er geen betaling zal worden gedaan, dan hoeft u de éénjaarstermijn niet af te wachten maar heeft u op dat moment al recht op teruggaaf btw.

Let op!
Als een oninbare vordering later alsnog (deels) wordt voldaan, moet u de teruggevraagde btw weer terugbetalen aan de Belastingdienst.

  1. Wacht niet met verzoek teruggaaf btw nu al oninbare debiteuren

Ondanks dat het terugvragen van btw vanaf 2017 eenvoudiger wordt, kunt u niet wachten met het terugvragen van btw op debiteuren die nu al oninbaar zijn. U moet deze btw namelijk terugvragen binnen één maand na afloop van het aangiftetijdvak waarin is gebleken dat de debiteur niet zal betalen. Dien daarom dit jaar nog het vereiste aparte schriftelijke verzoek in en vraag deze btw op tijd terug.

Tip:

De nieuwe termijn van één jaar gaat voor vorderingen die voor 1 januari 2017 zijn ontstaan, lopen met ingang van 1 januari 2017. Dit betekent dat voor bijvoorbeeld een vordering die opeisbaar is op 1 juli 2016 en die niet wordt betaald, de btw pas kan worden teruggevraagd op 1 januari 2018 (en dus niet op 1 juli  2017)! Dit is anders als in het voorbeeld op 1 juli 2017 vaststaat dat de vordering niet zal worden betaald. Dan kunt u wel op 1 juli 2017 de btw al terugvragen.

Stuur met uw schriftelijke verzoek de factuur en stukken waaruit de oninbaarheid van de vordering blijkt, mee. Denk daarbij bijvoorbeeld aan aanmaningen en stukken uit de administratie waaruit afboeking van de vordering blijkt. Bij een faillissement kan gedacht worden aan een brief van de curator waarin de curator meedeelt dat er geen uitdeling komt.

  1. Houd rekening met terugbetaling btw niet betaalde crediteuren per 1 januari 2017

Op dit moment geldt nog dat u de btw die u heeft afgetrokken moet terugbetalen op het moment dat vaststaat dat u de facturen waarop deze btw betrekking had niet (geheel) zal betalen, dan wel (gedeeltelijk) terugontvangt. Deze correctie vindt in ieder geval plaats twee jaar nadat de facturen opeisbaar zijn geworden als deze op dat moment nog steeds niet zijn betaald. Deze termijn bedraagt vanaf 1 januari 2017 nog maar één jaar. Dit betekent dat de btw met betrekking tot alle facturen die tot en met 1 januari 2016 opeisbaar waren en die u op 1 januari 2017 nog niet heeft betaald, per 1 januari 2017 verschuldigd wordt en door u aan de Belastingdienst moet worden terugbetaald.

Let op!

Heeft u facturen die al langere tijd opeisbaar zijn, nog niet betaald? Houd er dan rekening mee dat u vanaf 1 januari 2017 de afgetrokken btw moet terugbetalen indien er één jaar na opeisbaarheid is verstreken.

  1. Beoordeel levering bouwterrein in 2016 of 2017

In de btw-wetgeving staan limitatieve voorwaarden waaraan moet worden voldaan, wil er sprake zijn van een bouwterrein. Als er sprake is van een bouwterrein, is de levering van dat bouwterrein belast met btw. Door toepassing van de samenloopregeling is dan geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Europese rechtspraak zorgt voor een ruimere uitleg van het begrip bouwterrein. Op dit moment kan nog gekozen worden om de limitatieve voorwaarden van de wet dan wel de ruimere uitleg van de Europese rechter toe te passen. Op die manier kan de voor het specifieke geval de meest gunstige uitkomst worden gekozen. Vanaf 2017 wordt het wettelijke begrip bouwterrein echter verruimd en is de keuzeregeling niet meer mogelijk. Hierdoor zal eerder btw verschuldigd zijn over de levering van een terrein omdat deze onder de nieuwe wetgeving als bouwterrein kwalificeert.

Tip:

Door het vervallen van de keuzemogelijkheid kan het in individuele gevallen aantrekkelijk zijn de levering van een bouwterrein nog in 2016 te laten plaatsvinden.

  1. Pas de KOR dit jaar nog toe

Indien u op jaarbasis maximaal € 1.883 aan btw (na aftrek van voorbelasting) verschuldigd bent, komt u in aanmerking voor de kleineondernemersregeling (KOR). In dat geval hoeft u een deel van de btw niet te voldoen. Er geldt zelfs een vermindering van 100% indien u op jaarbasis niet meer dan

€ 1.345 aan btw verschuldigd bent. Ga daarom na of u de KOR kunt toepassen.

Tip:

Is uw verschuldigde btw iets hoger dan de grens van € 1.883, dan kan het lonen om bepaalde kosten/investeringen die gepland waren voor 2017 al in 2016 te doen. De btw die drukt op deze kosten/investeringen zal de verschuldigde btw verlagen, waarmee misschien alsnog recht ontstaat op de KOR. Wees u er wel van bewust dat u hierdoor mogelijk in 2017 niet in aanmerking komt voor de KOR.

Let op!

De KOR kan alleen worden toegepast door natuurlijke personen. Hieronder vallen ook samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen, zoals een maatschap of een vennootschap onder firma.

De Staatssecretaris onderzoekt momenteel of de KOR kan worden vervangen door een facultatieve omzetgerelateerde vrijstelling. Hij heeft de hoop uitgesproken de Tweede Kamer daarover nog in 2016 te informeren.

  1. Houd de herzieningstermijn in de gaten

Heeft u in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het aanschafjaar en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval, als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan u uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat u mogelijk btw moet terugbetalen of terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geeft u op in de laatste btw-aangifte van het jaar. Uw adviseur kan u hierover meer vertellen.

Let op!

Ook voor roerende zaken waarop wordt afgeschreven of waarop kan worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter vier jaar na het jaar van ingebruikname.

  1. Verricht uw huurder nog voldoende btw-belaste prestaties?

Verhuurt u een onroerende zaak en heeft u met uw huurder gekozen voor btw-belaste verhuur? Dan moet uw huurder het pand voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) voor btw-belaste prestaties gebruiken. Doet hij dat niet meer, dan mag u niet langer btw-belast verhuren aan deze huurder, maar moet u vrijgesteld verhuren. Dit heeft gevolgen voor uw inkoop-btw, bijvoorbeeld op onderhoud, die dan niet langer aftrekbaar is. Bovendien loopt u binnen de herzieningstermijn aan tegen gedeeltelijke herziening van de btw op de aanschaf van de onroerende zaak. Uw huurder is verplicht om u binnen vier weken na afloop van het boekjaar te informeren als hij de onroerende zaak niet ten minste 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt.

Let op!

Als de huurder in een jaar niet voldoet aan de voorwaarde dat hij de onroerende zaak voor ten minste 90% btw-belast gebruikt, hoeft u niet in alle gevallen de btw-belaste verhuur met terugwerkende kracht te corrigeren naar vrijgestelde verhuur. Onze adviseurs kunnen u hierover nader informeren.

Tip:
Vraag uw huurder om binnen vier weken na afloop van het boekjaar schriftelijk aan u te verklaren of hij de onroerende zaak ten minste 90% zakelijk gebruikt.

  1. Verricht uw koper nog voldoende btw-belaste prestaties?

Heeft u een onroerende zaak verkocht en met de koper geopteerd voor btw-belaste verkoop? Dan geldt het jaar van levering en het daarop volgende jaar als referentieperiode. De koper moet binnen vier weken na afloop van die referentieperiode verklaren of hij de onroerende zaak voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) heeft gebruikt voor btw-belaste prestaties. Heeft hij de onroerende zaak voor minder dan 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt, dan wordt de levering van de onroerende zaak met terugwerkende kracht alsnog een btw-vrijgestelde levering. Dit heeft btw-gevolgen voor de verkoper en koper. Onze adviseurs kunnen u hierover meer vertellen.

Tip:

Vraag de koper van de met btw geleverde onroerende zaak om binnen vier weken na de referentieperiode te verklaren of het btw-belaste gebruik ten minste 90% is.

 

  1. Vergeet btw privégebruik auto niet in uw laatste btw-aangifte

Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat u door het jaar heen de btw op de aanschaf, eventuele leasekosten, het onderhoud en het gebruik van een zakelijke auto kunt aftrekken, voor zover de auto wordt gebruikt voor belaste omzet.

Voor het btw privégebruik kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Voor de btw-heffing over het privégebruik gaat u dan uit van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip:

Voor de auto die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) in de onderneming is gebruikt en tot uw bedrijfsvermogen hoort, geldt een lager forfait van 1,5%. Heeft u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik eveneens uitgaan van 1,5%.

Let op!

U hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. U mag namelijk ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn dan de forfaitaire regeling. U moet dan wel een registratie van de gereden kilometers bijhouden.

Tips 2017 voor ondernemers en rechtspersonen

Wat wordt uw volgende zet?

Ontdek hoe wij u kunnen adviseren en maak vrijblijvend een afspraak met Oliemans Accountants en Belastingadviseurs. Wij nemen zo snel mogelijk contact met u op.

6 + 10 =